Kersenkweker Pieter Nelissen

Boomkweker Petrus Johannes Nelissen uit Oeffelt (Hij verdiende eigenlijk een kersenboom op zijn graf)

De Inspecteur Löhnis, de Rijkmaker en de Wilhelmina, woorden die ik in mijn jeugd elk jaar weer hoorde als het kersentijd was. Vele uren stonden we na schooltijd bij mijn opa op de ladder. Ik hoor hem nog zeggen: “Steeltjes er aan, geen blad erbij en geen takjes breken. Volgend jaar wil ik ook nog kersen plukken en een geit heb ik niet”. Maar als je op het topje van een fruitladder van 8 meter stond en met een haak de uitstekende takken naar je toehaalde, lette je daar niet zo op, als de kersen maar zo vlug mogelijk in het mandje kwamen.
Hij en zijn huishoudster zochten de kersen uit en deden ze in kistjes van de Nijmeegse Veiling. ’s Avonds om zes uur moesten de kistjes met kersen bij het verzamelpunt van de veiling zijn. De uit-gesorteerde kersen, die rot waren of door de vogels aangepikt, werden achter in de boomgaard uitgestrooid voor de hut met bijenkorven. Konden die beestjes er nog van genieten.
In een bericht in De Gelderlander van mei 1933 kwam ik die namen weer tegen. Een tweede reden om me daarin verder te verdiepen was de daarbij genoemde naam van de kweker P.J. Nelissen uit Oeffelt. Daarom eerst maar eens even stilstaan bij de hoofdpersoon van dit verhaal.

Petrus Johannes Nelissen is zo’n 150 jaar geleden in Oeffelt geboren op 11 mei 1863 aan de Kerkhoek. Zijn ouders waren Theodorus Nelissen en Petronella Boumans. De ouders hadden een landbouwbedrijf. Zijn voorouders van vaderskant waren herbergier op Koudenoord, een herberg gelegen tegenover het Genneperhuis aan het jaagpad langs de Maas.
Petrus ging in Oeffelt naar de lagere school, eerst bij meester Van Buuren en in de hogere klassen bij het hoofd van de school meester Van der Sterren. Over zijn vervolgopleiding weten we weinig, zeker is in elk geval dat hij in 1877/78 op kostschool zit in Roermond, mogelijk het Bisschoppelijk College. Daarna gaat hij thuis meewerken op het bedrijf en deels ook voor zichzelf. In die jaren bekwaamde hij zich in het boomkwekers vak. 

In de raadsvergadering van november 1888 wordt hij in Oeffelt benoemd als gemeenteontvanger. Zijn beroep is dan boomkweker. Hij blijft gemeenteontvanger tot april 1894. De beloning daarvoor was per jaar ƒ 130,-. Bij zijn eervol ontslag, met dank voor de bewezen diensten, staat vermeld dat hij naar elders vertrekt.

Dat elders dat blijkt Waalwijk te zijn, waar hij 10 jaar, van 1894 tot 1904, blijft wonen.
Vanuit zijn vak van boomkweker had hij in 1891 in Waalwijk al eens deelgenomen aan een tentoonstelling. Hij won daar toen al twee grote zilveren medailles, een voor de schoonste verzameling coniferen en een voor de schoonste verzameling fruitbomen. Dit mooie succes zal voor hem de reden zijn geweest om drie jaar later naar Waalwijk te verhuizen.
In Waalwijk was hij ook werkzaam als boom- en groentekweker. In december 1893 staat in de krant dat in zijn kwekerij aan de Stationsstraat aldaar verscheidene jonge boompjes zijn vernield.
Ook in Waalwijk ontwikkelt hij nieuwe kersensoorten. In juli 1900 staat een bericht in de Provinciale Noord-Brabantse Courant, maar ook in de Gooi- en Eemlander, dat op zijn boom- en groentekwekerij een nieuw soort kersen is te bezichtigen. De kleur is wit doorschijnend, als albast, zodat de draden of nerven duidelijk zichtbaar zijn. De smaak is zeer zoet en aangenaam en zal de naam Witte Meikers krijgen. Een andere eigenaardigheid is dat de mussen vanwege de witte kleur in het geheel niet aan de kersen zitten, wat gunstig is voor de oogst. Deze nieuwe soort kersen is uit zaad gewonnen en is buitengewoon vruchtbaar. Men kan nu al boompjes voor het nieuwe seizoen bestellen.
In 1901 wint hij op een tentoonstelling in Waalwijk nog een tweede prijs met zijn vruchtbomen. 

In oktober 1904 komt hij weer terug naar zijn moeder in Oeffelt, die in 1895 weduwe was geworden. Als zij in 1907 overlijdt neemt broer Gerardus Marianus de boerderij over. Petrus, die nooit getrouwd is, gaat dan in de kost. Eerst bij Hubertus Janssen aan de Lieting en later verhuist hij naar Adrianus van den Heuvel op het Kruispunt.
In maart 1907 komt een aantal belangstellenden naar een vergadering in hotel De Korenbeurs in Cuijk om een tuinbouwvereniging op te richten. De vergadering wordt geleid door de heer Pieter Nelissen, boomkweker te Oeffelt, die in korte woorden het nut van zo’n vereniging schildert. Na enige discussie wordt met algemene stemmen besloten de vereniging op te richten. De contributie wordt bepaald op ƒ 1,50 per jaar. De dagvoorzitter sluit de vergadering met de wens dat vele leden zich bij de nieuwe vereniging zullen aansluiten en de fruitteelt in het Land van Cuijk een hoge trap van bloei zal bereiken.

Zelf heeft Nelissen in die tijd al een flinke kwekerij, zoals blijkt uit twee advertenties in de Echo van februari en november 1907, waarin hij aangeeft 1e kwaliteit jonge vruchtbomen, van zware en lichte maat, duizenden zware doornplanten en een partij zwaar gewortelde Canada’s. Ook heeft hij hoogstam appelbomen in de soorten Bellefleur, Goud Renet en Sterappel. 

Merkwaardig is een advertentie in het Boxmeersch Weekblad van februari 1914, waarbij P.J. Nelissen uit Oeffelt, als bestuurslid van de Tuinbouwverenging te Cuijk, een uitsmijter vraagt ter assistentie bij openbare vergaderingen te Cuijk. Robuuste gestalte vereist. 

Kennelijk reist Nelissen voor zijn kwekerij ook naar het buitenland, want hij vraagt en krijgt, tijdens de Eerste Wereldoorlog, in april 1915, een paspoort voor Duitsland en België.

In 1912 koopt hij een stuk landbouwgrond dicht bij station Kruispunt Beugen, langs de Graafsedijk, sectie B917, dennenbos en hakhout. Hij begint daar een kwekerij. De Graafse Courant schrijft in maart 1912: “Door de firma Nelissen is op de zuidwestelijke hoek gevormd door de N.B.D.S.M en de S.S. een perceel grond aangekocht waar een bloem- en boomkwekerij wordt aangelegd. Aan de voorzijde wordt een prachtige reclametuin ingericht, waarop men vanuit de treinen van beide Spoorwegmaatschappijen het volle gezicht heeft en die een sieraad voor het Kruispunt zal vormen”.

In 1924 vertrekt het gezin van Adrianus van den Heuvel naar Boxmeer en wordt Petrus op dit adres ambtshalve uitgeschreven.

In 1930 blijkt hij te wonen op het adres Kruispunt 89a (een ingepast nummer bij het station). Zie rode vlekje boven de 3 van MP36.

Petrus Nelissen voor zijn strooien hut bij Kruispunt Beugen.
(Foto Andries Nielen, circa 1912).

Vrijwel zeker is dit de strooien hut die hij bij zijn kwekerij had gebouwd voor het opbergen van materiaal en om te kunnen schuilen bij slecht weer. Lang heb ik me afgevraagd waar precies Nelissen op het Kruispunt heeft gewoond. Bekend was dat hij direct achter het viaduct in een strooien hut woonde.
Later, voor een artikel over de bevrijding in 1944, vond ik een luchtfoto van Kruispunt Beugen, die eind oktober 1944 was gemaakt. Alle spoorlijnen en stations staan daarop, maar ook het hoekje waar Nelissen woonde. Duidelijk is de kersenboomgaard te zien en vaag ook de strooien hut in de linker benedenhoek van het viaduct. Zie detail luchtfoto.

Detail luchtfoto van Kruispunt-Beugen, d.d. 29 oktober 1944, met boomgaard en hut van Nelissen.

Komen we terug bij mijn inleiding. Rond 1920 legde hij zich ook meer toe op het veredelen van kersen. Dit gegeven vinden we terug in een prijscourant van 1943, waarbij van de bovengenoemde soorten kersen staat aangeven dat P.J. Nelissen uit Oeffelt deze kersen in 1920 heeft ontwikkeld. Bijzonder, bij de Rijkmaker staat dat hij weliswaar uit Oeffelt komt maar nu (1943) in Haps woont.
Op de site van de Tuinen van Appeltern staat aangegeven dat daar de Inspecteur Löhnis te koop is en in de beschrijving staat vermeld “Dubbele meikers gekruist met de Bastaard Dikke, gewonnen in 1920 door P. Nelissen, Oeffelt”.

Vogels en in het bijzonder spreeuwen genoten ook van de kersenoogst. Om schade te voorkomen werd er ook op geschoten. Volgens de Provinciale Noord-Brabantse Krant werd door Nelissen in augustus 1924 in zijn boomgaard een jonge spreeuw doodgeschoten die aan de poot een aluminium ring had met het opschrift “Helgoland 50862 Zoölogisch Station”. De heer Nelissen heeft aan hen een bericht gezonden.

In de Gelderlander van mei 1933 staat een uitgebreid artikel over nieuwe kersensoorten. In het verslag van de directeur van de Land- en tuinbouwschool in Breda wordt vol lof gesproken over enige kwekersproducten van Pieter Nelissen uit Oeffelt. Verder in dit verslag lezen we: “de Wilhelmina, de Inspecteur Löhnis, de Vacantiekers, de Rijkmaker, de Princes Juliana en de Mijnheer Vroeg, zijn aanwinsten van de heer P. Nelissen te Oeffelt (bij Kruispunt Beugen). Deze kersenliefhebber heeft verscheidene jaren geleden kersen gezaaid en van de zaailingen een aantal benoemd en voort gekweekt. Enige bomen staan in de proeftuin in Breda maar dragen nog geen vruchten” De schrijver van het artikel is echter op de kwekerij geweest en heeft ze daar geproefd. Verder schrijft hij: “Ook heeft de heer Nelissen een hoeveelheid kersen toegezonden. O.a. de Vacantiekers is buitengewoon goed van smaak, zeer klein van steen en had de reis met glans doorstaan, zo constateren een aantal tuinbouwconsulanten in Wageningen op 31 augustus 1933. De Wilhelmina is nog voortreffelijker en vindt haar weerga niet. Het is de heer Nelissen gelukt een mooi resultaat met zijn kwekersproeven te bereiken”. 

De Inspecteur Löhnis, een hartvormige kers.

In juli 1936 vinden we in het weekblad van Cuijk, de Echo, een artikel over de kersenteelt in het Land van Cuijk, waarin P. Nelissen wordt genoemd. Deze vakman-kweker zoekt steeds naar verbetering van de vrucht en naar een latere bloeitijd zodat de kans op vorstschade verminderd wordt. Daarin is Nelissen met zijn zoete kersen ten volle geslaagd. De Nederlandse Pomologische keuringsraad kende hem daarvoor het certificaat 1e klasse toe. Na zijn uitvoerig betoog op de vergadering van de kwekers bleek er direct animo voor zijn producten. Aan zo’n gunstig oordeel van deskundige zijde over de kennis van de heer Nelissen kunnen we alleen maar zeggen “hij zou een kersenboom op zijn graf moeten krijgen”. We wensen ‘Pietje” veel succes toe met zijn nieuwe producten.

Petrus (Pieter) J. Nelissen sterft bij zijn familie in Vortum-Mullem. Volgens inschrijving in het overlijdensregister van de gemeente Vierlingsbeek op 8 januari 1947. Ook bij de gemeente Haps vinden we zijn overlijden terug omdat hij daar officieel woonde. Op zijn bidprentje staat dat hij eenvoudig en goedhartig was, op het einde een weinig gekweld is, maar God heeft hem beproefd en hem waardig bevonden. 

Foto: Pieter Nelissen kort voor zijn overlijden, staande bij een kersenboom in Vortum-Mullem. 

(Foto via Angelina Aben-Derks).

Dit artikel kreeg onverwacht een vervolg. Wat is toeval, ik had het concept van dit artikel net klaar toen ik een mail ontving van Marcel Rutten, van het Nederlands Fruit Netwerk. Hij informeerde of ik wat kon vertellen over een fruitkweker Nelissen uit Oeffelt. Hij was tevens op zoek naar kersenrassen die Nelissen ontwikkeld heeft. Er volgde een drukke mailwisseling. Van hem kreeg ik nog enige verwijzingen uit de landelijke pers over de kwekersactiviteiten van Nelissen die ik hiervoor in het artikel heb verwerkt. 

Hij kwam met het voorstel om in de regionale krant een oproep te plaatsen om te reageren als men in de omgeving van Oeffelt nog oude kersenbomen wist te staan. 
In de regionale krant De Bok werd op 4 december 2020 onderstaande oproep geplaatst.

Op deze oproep is door een viertal personen gereageerd. In januari is Marcel Rutten naar de verschillende adressen geweest om de oude bomen te bekijken en daarvan enthout te snijden. In het voorjaar van 2021 heeft hij die op een onderstam geënt. Het merendeel van de 32 opgeënte bomen is goed aangeslagen. Het is nu afwachten of het volgend voorjaar daar kersen aan komen.
Marcel is een paar maanden later nog een paar keer terug geweest naar Oeffelt om van de moederbomen blad te verzamelen. Hij heeft deze bladeren verzonden naar East Malling Research, het grootste onderzoekslab voor fruitteelt in Engeland, voor DNA-analyse. Hij hoop zo meer te weten te komen over de afstamming van de door Nelissen gekweekte bomen. Hij verwacht daar in het najaar een uitslag van te krijgen.

Met dank aan Marcel voor zijn bijdragen en voor zijn inspanningen om de oude kersenrassen te behouden.

Artikel, met dank aan Jan Veekens.